Meer WonderWereldWeb:
Ik heb de Academie voor Industriele Vormgeving in Eindhoven gedaan. Op die opleiding was ik al eigezinnig en had had ik een voorliefde voor nogstalgie en romantiek. Voor mijn eindexamen bewerkte ik het verhaal van de Rattenvanger van Hamelen op verschillende grafische manieren. Mijn docenten vonden dat een ongelukkige keuze.’’ Je gooit slagroom op de suéde schoenen’’, zeiden ze. Ik ben er toch door geslaagd en, belangrijker, ik gooide mijn eigen ik niet te grabbel. Mijn hele leven ben ik al wat opstandig geweest. Dat is voor mijn ook een voorwaarde om scheppend bezig te kunnen zijn. In mijn werk bij de Efteling heb ik te maken met allerlei programma’s van eisen. Daarvan neem ik uiteraard kennis, maar gooi ze vervolgens overboord. Ik intdoe me van zulke loden lasten, omdat ik de dans over het creatieve weld met gratie wil maken. Anders wordt het een onhandig gehark over de terreinen.’’Ik solliciteerde bij de Efteling omdat ze een functionaris zocht die er leiding kon geven aan de afdeling Onderzoek en Ontwikkeling. Dat was in 1965. In het tweede sollicitatiegesprek ontmoette ik Anton Pieck voor de eerste keer. Daar keek ik van op, want ik dacht echt dat hij al dood was. Anton zei tijdens het gesprek niet veel.
Hij stelde me maar één vraag:’’ Mijnheer Van de Ven, beheerst u perspectief?’’ Ik zei’’ja’’, maar dat was niet zo. Ik wist wat het was. daarmee hield het op. Waarom ze mij namen? Ik denk dat ik dat zelf deed. Toen het gesprek afgelopen was, sloot ik de deur. Op de gang draaide ik om, opende de deur weer en zei dat ik toch wel bijzonder op prijs zou stellen als ik hier kon werken. Ik heb daar nooit spijt van gehad. Op dat moment dat ik werd aangesteld, voelde ik me enorm bevoorrecht. Want wáár vind je dit nog?’’Het eerste halfjaar keek ik een beetje de kat uit de boom en bewoog me met de nodige voorzichtigheid door de afdeling waar de vormgevers al jaren werkten. Ik wilde eerst het vertrouwen winnen. Wij zaten toen in een stoffige werkplaats achter de Stoomcarrousel. Daar was altijd enorme troep, waar uit baldadigheid het gips regelmatig om je oren vloog. Een van de eerste dingen die ik deed, was dan ook een groot stuk plastic rond mijn werkplaats hangen, zodat mijn tekeningen enigszins beschermd werden. Er werd ook heel serieus gewerkt, want wat af moest,moest af. Het vertrouwen dwong ik af toen wij in tijdnood kwamen bij de bouw van de Indische Waterlelies. Daar moesten de kikkers in, maar die waren er niet. Peter Reijnders kwam met onderbroeken en knijpers aan om ze toch maar snel te kunnen maken en ben ze gaan modelleren. Het was het begin van de tijd waarin ik zelf met de ‘mannen’ mee ben gaan werken.’’Velen mensen dat ik in de Efteling een leerling van Anton Pieck ben geworden. Dat is niet zo. Ik werk met een geleende hand van Anton Pieck. Die geleende hand is voor mij rekenschap afleggen aan de vormtaal die past bij de Efteling. Anton was in staat bepaalde zaken heel dicht bij de mensen te leggen. Als je hier dan komt, besef je dat het gewoon zo moet zijn met het sprookjesbos en een attractie als de Indische Waterlelies. Die vormgeving riep gewoonweg geen discussie op dat het anders moest. Ik realiseerde me daardoor dat een uitbundige exercitie in een andere richting alleen maar op weerstand zou stuiten. Hoewel ik recalcitrant van aard ben, deed ik dat dan ook niet. De geleende hand was voor mij ook een middel om me te kunnen verplaatsen in het denken van Anton Pieck. Hij wist details precies op de juiste plaats te leggen en was een meester van de eenvoud, die verhalen liet lezen in verhalende prenten. Anton was niet bezig met anatomische figuren, maar met Pieckeriaanse karikaturen, die niet van deze wereld waren en toch weer wel een beetje. Dat is voor mij ook een deel gaan begrijpen en heb met veel zorg en emotie zaken in gang kunnen zetten. Ook hield ik tot op het hoogste niveau zaken tegen, waarvan ik dacht dat die niet pasten in de onmiskenbare sfeer die de Efteling zo typeert. Zaken die ook geen verwantschap meer vertoonden met Anton en de hand die ik van hem leende en verder uitstrekte.’’Ik ben van 1967 tot 1970 weggeweest bij de Efteling om in Jagstausen (Duitsland) voor Anneliese Mordelt van firma Heimo te gaan werken aan bewegende figuren die dit bedrijf maakte. Het waren mijn maatjes Jan Verhouven en Anton Pieck die me overhaalde terug te komen naar de Efteling. Ze zochten iemand voor een project en zouden graag willen dat ik dat ging doen. Dat heb ik gelukkig gedaan, want het zijn tijden geworden die ik koester. Vooral ook daardat je met ‘gekke’, enorm gedreven en enthousianste mensen samenwerkte. De geschiedenis van de Efteling is geschreven door de geschiedenis van haar mensen. Jan Verhoeven was er daar zeker één van. Ik was een keer net hem op studiereis in de VS. Zodra wij een park betraden, was Jan niet meer te houden. De hele dag door zag hij dan weer dit en dan weer dat. en maar tegen mij vertellen en nog eens vertellen. Ik sprak toen met hem af dat hij tot vijf uur’s middagszijn mond hield en daarna al zijn belevenissen kon oprakelen. Dat werden dan sessies tot diep in de nacht... Als wij het dan toch over gedreven mensen hebben dan wil ik, zonder alle anderen tekort te doen, Henk Smulders absoluut niet vergeten. Hij was de moter achter bijvoorbeeld de bewegingen die wij in het park brachten en heeft op de achtergrond zoveel betekend voor dit bedrijf. Hank was altijd bezig. Dingen aan het uitzoeken, aan het uitvinden en uiproberen. daar kwam geen eind aan. Zijn levenideaal was om nooit eens een perpetuum mobile te maken. Dat moest en zou hij voor elkaar krijgen. Die wilskracht tekende hem en die zette hij ook in voor de Efteling. Het was heerlijk om met die mensen te kunnen en mogen werken.’’Voor mij is de Efteling niet alleen uniek omdat het een écht park is met bomen en planten. Ondanks het feit dat daar inbreuk op is gemaakt, ademt het park een open, groene sfeer. Het is voor mij een omgeving die de totaalbeleving katalyeerst en, in combinatie met dat ongrijpbaar herkenbare van sprookjes, ook heel dicht bij de mensen brengt. De Efteling bedt zich zwierig in in de kinderziel en blijft in de ziel van mensen altijd aanwezig. Ik voel dat ook en dat doet je beseffen dat je met iets heel bijzonders van doen hebt. als ik bijvoorbeeld ergens de pest over in heb, dan loop ik even door de oudere delen van het park. De emoties die je daar vroeger bij had, gerleven dan weer en petsen je rotbui zo weg. Dat is een heel bijzondere kracht van de Efteling. die ik ook bij anderen proef. Ik had een keer Ted Crowell, wice-president van Disney, en zijn vrouw hier op bezoek. Vol trots lieten wij hun atrracties als Fata Morgana zien. Mooi maar ze werden pas echt geraakt toen ze in het sprookjesbos liepen. Dat was voor hen de Efteling die zo bijzonder is: sprookjesachtig met blauwe luchten, ruisende bomen en kwetterende eenden. Ze ervoeren het als een enclave waarin, zoals ze zeiden,’’de schepper op een andere manierdoortimmert’’. Dat is mischien wat zwaar gezegd, maar wel dicht bij de waarheid. Ik heb in mijn leven heel wat mooie dingen op de wereld gezien. Als ik dan de volgende dag wakker werd, dan vroeg ik me af wat ik nou eigelijk gezien had. Terug hier bleek dan keer op keer dat de Efteling zich weer bewees in ogenschijnlijke eenvoud die je nergens anders ziet. De gedachte die dan bij me opkomt, is dat men over de hele wereld heel veel schreeuwt terwijl je met fluisteren veel veder reikt. Wij fluisteren hier bewust.’
©WonderWereldWeb 2004-2018